Onlangs heeft amateurrenner Sem Elders deelgenomen aan Tour de Kärnten waar hij het onder andere moest opnemen tegen Johny Hoogerland. Lees hieronder zijn wedstrijdverslagen:


De eerste etappe
. Enorm afgezien vanaf de start. Ik mocht in het eerste vak starten, wat een gelukje was. In de neutralisatie zat ik al stuk, dit gaat een pittig dagje worden. Toen de koers werd afgeschoten zat ik voorin. Bijna meteen begon de eerste klim, waarbij ik direct een grote groep moest laten gaan. Net voor de top kwam een groepje voorbij waar ik net kon aanpikken. Op de top dacht ik meer aan opgeven dan aan doorrijden. Toch de afdaling aangevangen. We draaiden goed door en ging hard. Zo hard dat we een grote groep bijhaalden. Ik voelde me beter, dacht ik. Want bijna direct begon de tweede klim. Die was lang en ik moest direct weer lossen. Geen power, zere rug, hamstringblessure op knappen. Ojojoj wat afzien. Op de top (wat een bevrijding) zaten we met 3 man. Met een beetje regen de afdaling in. Ging prima. Op het stuk naar de volgende klim konden we met 3 niet echt snelheid maken. Goed eten dan maar en hopen te herstellen. Gelukkig sloot er een grote groep van 20 aan. Ff uit de wind. Ik kijk op m’n teller. Nog 50 km. Oef, laat die laatste klim snel komen, dan zijn we er bijna. En toen begon ie. Steil! Au! Maar de rest had er ook last van. Nu komt m’n gewicht en licht verzet van pas. Ik moet nog steeds lossen, maar hou ze in zicht. Ik weet dat ik op de top moet aansluiten. Laatste stukje punchen op het buitenblad. Ik sluit bijna aan. Toen op de turbo de afdaling in. Heerlijk, dat geeft weer moraal. Beneden zit ik vooraan de groep. Allemaal klasbakken en direct komt er een heerlijke waaier. Het daalt vooral, maar er zitten een paar nare korte klimmetjes in. Die verteer ik goed. We halen diverse groepen in. Dat gaat lekker. Nog 10 km. Waar is de finish eigenlijk? Ik weet niet eens in welke plaats. Vertrouwen op m’n teller dan maar. Met nog 2 kilometer te gaan rij ik iedereen voorbij in de afdaling. Als ik een beetje vooraan in deze groep eindig kan ik nog best een uitslag rijden misschien. Top 100 zou fantastisch zijn, maar daar dus ik niet op de hopen. Dan rijden we een plaats in. Hier zal de finish dan wel zijn. Ik rij in 2e positie. Volle bak rijden dan maar. Er komt een gast overheen. Ik zie einde route op m’n Garmin, maar daar rijden we langs. Oh ohh, ik zit nu wel stuk. We draaien smalle weggetjes in met kasseien. Ook dat nog. Bocht om en het loopt omhoog. Die gast voor me valt stil. Ik spring er overheen en rij nu dus tweede van onze groep. Waar blijft die finish. Bocht om, als ik die streep zie pak ik ‘m. Nog een bocht. En dan direct de streep. Shit. Tweede van de groep dus. Ook wel prima als ik ff de dag overdenk. Helemaal stuk. Alles doet pijn. Nu wachten op de uitslag. Johnny Hoogerland zit al aan z’n bakkie pasta. En? gewonnen? vraag ik. Nee joh, ik heb al 1,5 jaar niet gefietst is het antwoord. Nu wachten op Pieter. Ik ben hem voorgebleven, das fijn. Om een of andere reden moest hij achteraan starten. Zal wel boos zijn als ie zo finisht. 12-13 minuten komt ie aan. Vloekend.

De zon is er inmiddels door gekomen, dus we bespreken de dag. Met een halve liter 0,0% radler. Goeie hersteldrank. Uiteindelijk toch best tevreden, allebei.

Dan de uitslag: 50e.
Dat valt mee. Of nee, das fantastisch. Het staat er echt. Misschien kan ik nog verbeteren deze week. Nu eerst herstellen. En Johnny: 5e 😅

Morgen tijdrit. 29 km, redelijk vlak. We gaan het zien.

Etappe 2: een individuele tijdrit. 29 km. Vlak, met een klimmetje op het eind. Nu heb ik nooit een individuele tijdrit gereden, dus hoe pak je zoiets aan? Gewoon zo hard rijden als je kan en dan maar zien waar het schip strand? Hou je dat 29 kilometer vol? Ik vrees van niet. Pieter mikt op 40 km/u gemiddeld. Dat lijkt me hard.

Eerst maar eens infietsen. De houding is in ieder geval goed. Op weg richting de start merk ik al dat vlak hier relatief is. Het gaat constant op en neer. En dan zo dat je net niet genoeg snelheid kan meenemen om het volgende ‘klimmetje’ over te komen. Wordt het weer zo’n dag. Ik voel me beter dan gisteren. Gelukkig. Maar eens bij de start kijken. Veel carbon, druppelhelmen en speedsuits. Waar ben ik beland? Eerst nog maar ff pissen dan. Sta ik net op de wc, wordt m’n naam en nummer omgeroepen. Zul je net zien, heb ik weer. Dan maar niet pissen. Snel naar de start. Moet ik eerst weer uitleggen dat ik nummer 108 ben, maar dat die chip kwijt was. En dat ik nu dus 234 ben. In de rij staan allen gasten al klaar die ik gisteren verslagen heb. Dat geeft moraal. Dan het podium op. Piep, piep, pieeeeeeep. En we zijn los!

Die gast voor me is 15 seconden eerder gestart. Op een dikke tijdritfiets. Ik kom dichter bij de op de eerste klim. Voelt oké. Ik de afdaling volle bak, maar ik zie al dat hij sneller is. Dan maar in het zicht houden. De weg is volledig afgezet, dus ik pak overal de binnenbocht. Scheelt misschien een paar seconden. Na 10 kilometer kom ik in Villach, het keerpunt. Ik ben al aardig kapot. Op m’n teller zie ik 44,4 km/u gemiddeld. Allemachtig, vind je het gek. Dat hou ik toch nooit vol. Direct een weer een klimmetje: Au! Gelukkig geeft de afdaling wat verlichting. Ik pas m’n verzet iets aan. Achter me hoor ik gesuis. Komt er een voorbij. Tering, wat gaat die gast hard. Eigen tempo blijven rijden. Er komen 49 kneitergoeie gasten achter je aan, die om de 15 seconden starten. Ik hoop dat ik de meesten kan voorblijven.

Dan het stuk van 15-20 km. Opeens weer dat akelige gesuis. Nee hé. Ja hoor, 2 man tegelijk. Amai, wat een geweld. Zou ik dat ook kunnen als ik zo’n fiets had? Het zijn wel Cancellara posturen. Vast niet. Eigen tempo houden dan maar. Iets voor de 20 km komt er nog eentje voorbij suizen. Nu ist klaar. Ik geef er nog eens een slinger aan. Er zit toch nog een klim in? Haal ik m daar wel bij. Op de klim kom ik er net niet bij. Jammer. Nog 2 km. Oef, nu doet alles wel pijn. Komt er weer een gast voorbij. De eerste op een niet-tijdrit fiets. Shit, dat is die gast waar ik gisteren ook achter finishte. Moest hij niet voor mij starten? Nog 1 km. Hij zet volle bak aan. Ik volg, maar kom niet genoeg dichterbij. Weer net achter hem over de finish.

Ff rust nu. Sow, dat deed pijn. Maar ook vet! Pure zelfkastijding. Volgens mij ging het goed. Eerst maar weer eens zo’n blik radler scoren. Lekker! Ik kijk m’n ogen uit naar het geweld dat na mij binnenkomt. Wat een beesten, niet normaal.

Er staat een scherm met de uitslag. Nummer 1: 37 minuten nog wat. Man, das snel. Het scherm draait door. Als mijn naam eerder komt dan die van Pieter is het goed. Ja, daar sta ik. Plek 81 met 42,5 km/u gemiddeld in 41.40. Ik ben tevreden. Pieter staat op plek 95 in 42.04. Hij gaat dus stijgen in het klassement. Mooi! Misschien kunnen we morgen in hetzelfde vak starten.

Ik zie Johnny Hoogerland binnenkomen. Gewone fiets. Geen opzetstuur. Kijken wat hij gedaan heeft. 10e in 38.51. Amai. En de winnaar? Een Rus: 36.49 in de klasse 45+. Tsja, wat zullen we daarvan zeggen……

Etappe 3 – Dach der Tour. Op papier simpel. Een berg op, dan afdalen en that’s it. Het venijn zit het in het begin. Direct vanuit de neutralisatie 10 km omhoog in 2 knikjes. Dan 20 km vals plat omhoog. Daar moet je er nog bij zitten, lijkt me. Dan de klim overleven en dan uitbollen. Ik vind het goed plan van mezelf.

We starten om 9.00 uur. Das vroeg. Want je moet nog honderdduizend dingen doen voor de start. Inclusief minimaal 3 zenuwachtigheidsplasjes en een grote boodschap. Die tel je niet mee in de planning. Het is dus weer stress om op tijd te zijn. Dat lukt. Ik sta in het eerste startvak. Toch nog snel even een plasje. Bij de start spreek ik Marco van Schijndel, komt uit de buurt weet ik. Hij staat 39e. Die moet ik dus in de gaten houden. We starten. Ik zit goed vooraan in de neutralisatie en kan me daar gemakkelijk handhaven. Top! Net voor de start zie ik Pieter uit vak B langskomen. Mooi, hij zit nu dus ook vooraan. Voor de eerste klim zie ik Marco demarreren. Wanne gek, denk ik nog. Of wil hij een voorsprongetje hebben op de eerste klim? Is dat slim, geen idee? Dan begint het op te lopen. Ik draai best lekker, maar de rest ook. Ik verlies plek na plek en sta toch echt niet stil. Geen idee of ik dit kan volhouden tot het eind. Het breekt voor en achter me. Shit! Wat er ook gebeurd, ik mag niet alleen zitten op de ‘top’ zwaarder verzet en staan dan maar. Misschien kan ik straks ergens herstellen. Ik ga kapot hier. Maar het gaat toch beter dan de eerste dag. Denk ik. Opeens is daar de eerste top. In een kleine afdaling sluit ik aan bij de renners voor me. Direct gaat het weer omhoog voor de tweede knik. Ik beloof mezelf nog maar eens dat ik dit wel kan. Op de tweede top zie ik ze nog rijden. Yes, gelukkig niet alleen. Even aanzetten en we hebben we mooi groepje dat direct gaat draaien. Volle bak vals plat. Heerlijk. Ik herstel een beetje en prop nog maar eens zon akelig gelletje naar binnen. Voor ons zie ik een groep rijden met een blauwe cabrio ervoor. Verrek! Das de kopgroep. We sluiten vrij snel aan. Ik zit achter Johnny Hoogerland. Inspecteer de littekens op z’n kuiten. De beelden van hem in het prikkeldraad komen op. Dat moet flink pijn gedaan hebben. Nu zoveel mogelijk herstellen voor de echte klim. 9,5 km langs is ie. We slaan rechtsaf en direct begint het op te lopen.

De echte buffels gooien er een flink tempo in. Ik zak bijna direct terug in de groep. Het went toch wel een beetje. Ik moet gewoon mijn eigen tempo aanhouden, dat gaat het snelst omhoog. Hoop ik. Als het steiler wordt ben ik de laatste van onze groep. De kopgroep is al niet meer te zien. Ik zie een gaatje ontstaan. 5 meter, dan 10 meter. Als ik op 20 meter zit moet ik iets doen. Pieter zit nog wel bij die groep zie ik. Dat geeft moraal, want die moet ik verslaan. Het vlakt iets af en ik ga zwaarder schakelen. Ik loop in. En snel ook. Binnen nog time heb ik de groep bijgehaald. Erop en erover dan maar. Ze pikken in. Een Duitser haalt me in en vraagt direct om over te nemen. Gast, wie denk je dat net een kilometer op kop gereden heeft? Geen energie aan verspillen. Het begint weer steiler te worden. Hetzelfde verhaal weer. Ik sta op lossen. Het is nog 3 kilometer tot de top. Ik bungel al snel weer achteraan de groep en kijk achterom. Niemand. Ik mag dus weer niet lossen. Heb ik weer. De skiliften komen in zicht. Of eigenlijk niet echt, want het is mistig. Door een tunnel onder de piste door. De weg is nat hier. En het is koud. Nu 1,5 kilometer en ik zit weer op 20 meter. Pieter heeft het ook moeilijk. Richting de top vlakt het een beetje af. Dat geeft me lucht, ik kom weer dichterbij. Op 300 meter van de top trek ik m’n armstukken omhoog en doe m’n daaljasje aan. Net voor de top bereid ik m’n punch voor. Dat lukt. Ik heb de halve groep ingehaald als ik de afdaling in schiet. Die ligt nat. Ik kijk op m’n scherm en zie dat het meevalt met de bochten. Volle bak dus. Ik haal veel mensen in. Dit gaat lekker. Dan een scherpe bocht naar rechts. Die op mijn Garmin niet scherp lijkt. Ik ga te hard zie ik. Ik doe het stomste wat je kunt doen: ik ga rechop zitten. Mijn achterwiel slipt een beetje. Ik besef dat ik eruit ga vliegen, gelukkig is mijn snelheid er al wel uit. De adrenaline kickt in. Alles vertraagd en ik weeg mijn opties:

1. Gewoon de bocht insturen met risico op een schuiver. Er ligt grind en het is nat.
2. Rechtdoor de bocht uit. Het is een bocht aan de bergzijde dus ik rijd dan het bos in. Bergop. Een greppel met een dikke betonnen duiker maakt dat ik het idee afschrijf
3. Links de bocht uit sturen, door de greppel, om de duiker heen, en dan door het gras weer richting de weg

Ik kies optie 3. Komt dat veldrijden toch nog van pas. Soepel maak ik mijn move en rij de weg weer op. Nice save! Hoor ik iemand roepen. Een ander vloekt. Snap ik.
Even iets rustiger aan dan maar. Maar ik zit achter een gast waardoor ik steeds moet remmen. Dat lijkt me nog gevaarlijker. Ik maak mezelf kleiner en zie dat mijn bochten veel soepeler draaien. Ik haal hem en nog veel meer mensen in. Onderaan afdaling is het weer droog. Ik zie Marco rijden. Mooi, die kan ik wel gebruiken in het vals plat afdalen naar de finish. Met een man of 10 draaien we een beetje door. Hard genoeg dat ze ons niet meer inhalen. Maar het mag wel wat sneller van mij. Marco lijkt hetzelfde te denken. We beginnen vaart te maken. Ik probeer de korte klimmetjes vooraan te starten om de snelheid erin te houden. Pieter zit achter ons en dat wil ik zo houden (sorry Pieter). Op 3 kilometer van de finish wil niemand meer op kop. Het klassement gaat op tijd, dus ik neem nog maar eens over. Dan het bord van de laatste kilometer. Een klim. Niet! Ik zie iemand wegspringen en Marco springt mee met nog iemand anders. Ik moet ff passen maar blijf wel voorin. Met vier man gaan we de achtervolging in. Met 300 te gaan begin ik mijn sprint. Ik win de sprint van mijn groepje, maar haal die 3 net niet meer bij. Oef. Dat hakte erin. Nu maar ff in het gras liggen om bij te komen.

Ik zie alle toppers nog staan. Zoveel hebben we dus niet verloren. Op ongeveer 2 minuten komt Pieter binnen. Snot voor z’n ogen. Letterlijk, haha. En nog mooier. Ook Felix, de gast waar ik de eerste 2 dagen een plekje achter zat komt binnen. Hoppa! Die ga ik voorbij in het klassement.

Goeie dag dus! Genoten!
Uitslag: 48e, AK 52e
Begint erop te lijken 😉

Etappe 4 naar Bad Bleiberg. Eerst 2 nare pukkeltjes en dan een finish bergop. Dat laatste is niet in mijn voordeel weet ik inmiddels. Ik ben immers op elke klim gelost door mijn groepje. Om ze dan in de afdaling weer op te rapen. Eerst maar eens proberen die eerste 2 klimmetjes overleven. Zien we dan wel verder.

Mijn wekker gaat om 7 uur. Ik ben voor die tijd al wakker en hoor de regen op het dak van onze stacaravan. Ik kijk naar buiten. Het regent hard. De moraal zakt onder nul. Hier heb ik dus echt geen zin in. Mag je eigenlijk ook een etappe overslaan? Ik sta toch op. De eerste overwinning is binnen. Ik begin met pannenkoeken bakken. Dat ging de vorige dagen ook goed, dus die hou ik erin. Gek hoe snel dat een soort vast ritueel wordt. Ik begin die profploegen met hun eigen koks wat beter te snappen. Bij het ontbijt het weerbericht maar eens opzoeken. Rond 9 uur zou de regen moeten stoppen. Gelukkig! Maar in de bergen weet je het nooit. Ik kies voor kort-kort met armstukken en een daaljasje. Teveel kleding wordt alleen maar nat is de gedachte. Op naar de start.

In het startvak kom ik Marco weer tegen. Hij heeft m’n verslag van gisteren gelezen en was het met me eens dat demarreren niet het beste idee was. Vandaag ging ie het rustig aan doen. Goed plan! Laten we van de omgeving genieten. Die is prachtig. Zeggen ze. Ik heb tot op heden vooral asfalt gezien. En dikkere kuiten dan die van mij. Vandaag 95 km, valt mee. Tijdens de neutralisatie zit ik weer goed vooraan. Het is wel nat, want het water spat op uit alle achterwielen. Dan de echte start. Direct gaat het los.

Het loop een beetje op, 4-8%. Met 35 klappen we omhoog. Dan een demarrage, het is Johnny! Mooi dat er iemand koes maakt. Opeens zie ik er nog een paar wegschieten. Ik zit op de 4e plek in het peloton. Marco schiet voorbij een rijdt naar de kopgroep toe. Ik twijfel. Meespringen of niet? Ik besluit te blijven zitten. Ik heb alle energie nodig voor de klimmetjes. En die kopgroep pakken we zo wel terug. Als ze te ver weg zijn om ernaar toe te springen zie ik dat team Stassacker gaat consolideren. Damn! Verkeerde keuze. Die kopgroep pakt precies de voorsprong die ik nodig heb om na de eerste klim nog vooraan te zitten. Het is niet anders. Gegokt en verloren. Wel tof dat Marco van voren zit.

Dan komt de eerste klim naar Glanz. Niet heel lang, wel 10-12%. Ik zie iedereen weer voorbij komen. Ik mis de kracht uit buik en rug. Alles zit op een lang lint. Met veel gaten. Ik zet het hoogteprofiel in m’n Garmin en focus op de top. Als ik de afdaling goed rij haal ik er een hoop terug. Ik rij heerlijke lijnen en schiet iedereen voorbij. Als 2e kom ik beneden. Ik zie ver voor me wel een grote groep rijden. De toppers die jagen op de kopgroep. Achter me komen wat renners aansluiten en we zetten een waaier op. We sluiten bijna aan als de volgende klim begint. Die is naar met stukken van 18%. Ik moet alle zeilen bijzetten om mijn groepje in zicht te houden. Want ja, ik ben weer soort van gelost. Pieter zit ook in die groep. Netjes! Op m’n Garmin zie ik de berg afvlakken en de top komen. Ik trek alvast m’n daaljasje aan, trek m’n armstukken omhoog en gooi de ketting op het buitenblad. Precies op de top zit ik vooraan de groep en ik knal de afdaling in. Misschien kan ik mijn groep lossen en bij de volgende aansluiten. Hierna is het 20 redelijk vlak over grote wegen. Beneden heb ik een gat. Voor me rijden 2 man, die ik snel inhaal. Ik roep dat ze mee moeten draaien. Dat gaat half. Achter komen weer mensen terug. Op het vlakke zijn m’n benen goed, dus ik besluit koers te maken. Een paar gasten willen wel meedraaien. Dit gaat lekker. Waarschijnlijk krijg ik hier last van op de laatste klim. Maar de groep met favorieten komt in zicht. Dat geeft moraal. Maar we komen er nooit bij. Het gat is een paar honderd meter bij de voet van de slotklim.

De slotklim is 13 km. Veel tijd om te lossen dus. Op het laatst nog wel een stukje afdaling. De eindsprint loopt weer op. Ik verander van tactiek en ga direct m’n eigen tempo rijden. Direct hang ik achteraan onze groep. Achter me zie ik niemand. Houden zo. Tenzij ik ze inhaal natuurlijk. Voor me rijdt Pieter. Hij is ook gelost. Ik kom er steeds net niet bij. Misschien net voor de top met een punch. Er rijdt een stevige kerel naast me. Misschien kan hij me op een vlakker stuk bij Pieter terugbrengen. Dat blijkt hij niet te kunnen. Ik gooi er dan maar een soort van tussensprint uit om ‘m te lossen. Pieter heeft er intussen een paar ingehaald waar ik aansluit. Het kan niet ver meer zijn. Pieter is wel best ver. Het zal toch niet dat hij me hier gaat verslaan? De weg vlakt af en ik schakel naar m’n grote blad. Er is een soort van topje in de verte waar ik op mik. Misschien is er daarna een stukje afdaling om te herstellen. Boven gaat het vals plat verder. Ik wordt weer bijgehaald. We zetten een soort van waaier op met 4. Nog een knikjes rammen we over en dan gaat het iets omlaag. Waar zit die Pieter? In m’n plan zouden we ‘m hier ongeveer terugpakken. Dan zie ik het bord van de laatste kilometer. En het laatste stukje klim. Ik knal staand omhoog en doe m’n medevluchters flink pijn. Pieter is te ver, besef ik. Damn. Een van m’n kameraden neemt over. Ik zie het bord van 300 meter. Ik wacht nog even en start m’n sprint. M’n makkers zitten al snel op 4-5 lengtes. Ik win de spint met overmacht. Wel de sprint voor plek 69. Dat valt toch een beetje tegen. Heb ik mezelf wel genoeg pijn gedaan? Of went dat afzien?

Bij de finish hoor ik dat Johnny gewonnen heeft. Hij is de enige uit de vlucht die weggebleven is. Straffe baas. Ik heb z’n strava nog even gecheckt. 4000 km dit jaar al. 1,5 jaar niet gefietst zei ie zaterdag. Proost, Johnny! Dan hebben we beide al 1,5 jaar niet gefietst. Hij is wel sneller. Dat dan weer wel.

Plek 69 dus. Felix, m’n angstgegner is 39e. Oei, die gaat me vast voorbij in het klassement. Aan de voet van de klim zat ie nog bij me. Dan heeft ie hard gereden! Pieter 61e. Klasse! En Marco? 31e. Hij moest passen op de laatste klim en werd gegrepen door de groep met favorieten. Toch een heel nette uitslag. Top!

Al met al toch weer genoten. In het klassement sta in nu 55e. Top 50 gaat dus lastig worden. Maar het kan nog. Morgen weer een finish bergop. Dat is in m’n nadeel. We gaan het weer beleven.

Etappe 5. Ik moet aan bak. Niet alleen om de top 50 in zicht te houden, ook vanwege de finish bergop. Die is met 20% in de laatste kilometer op z’n minst lastig. Voor de eindklim gaat het 2x bergop. Met daarna een afdaling, gevolgd door lang vals plat. Ik ken de top 50 inmiddels. Die zijn gewoon te snel bergop. Ik moet dus iets verzinnen. Al is het maar om de eerste klim te overleven.

De start is weer om 9.00 uur. Ik voel me best oké, maar de vorige dagen zijn zeker voelbaar. Dat zal iedereen wel hebben. Pieter staat vandaag voor het eerst in startvak A. Wel zo gezellig. Marco staat er ook al. We bespreken de dag van gisteren. De omroeper geeft aan dat we 23 graden en zon krijgen. Ik besluit mijn armstukken af te doen en in de volgwagen te leggen. Het bekende liedje ‘bicycle race’ van Queen begint te spelen. Het laatste nummer voor de start. Ik doe mijn daaljasje uit en start de route op m’n Garmin. Met een slokje uit m’n bidon spoel ik de gezonde tegenzin, die ik altijd voor een wedstrijd heb, weg. We starten.

De neutralisatie gaat altijd over wat grotere wegen. Te druk met auto’s om de wedstrijd vrij te geven. Dat doen ze goed hier. En voor iedereen ook lekker om een beetje warm te draaien. Ik zit weer lekker vooraan en kan me goed handhaven. Pieter rijdt naast me en is blij. Lekker rustig zo, zegt ie. Hier is iedereen blij met de plek waar ie zit. Dat is altijd zo tot een kilometer voor de start. Die wil iedereen opeens vooraan zitten. Ik vandaag ook. Mijn plan is om de eerste klim volle bak op te rijden. Harder dan ik eigenlijk kan, maar hopelijk genoeg om bij de eersten te zitten voor de lange afdaling erna. Dat lukt aardig. Niet alleen draai ik als een van de eerste de klim op. Het voelt ook best oké. Ik ga wat vaker staan, rij gaten dicht op mensen die me inhalen en zit tussen de leiders in het klassement. Er zit een knikje in de klim en daarna gaat ie omhoog. Op de top vlam ik vol de afdaling is. Ik zit weer in de eerste groep als het weer ophoog loopt. Ik sta wel op knappen nu. Het laatste stukje omhoog valt me zwaar. De eerste groep rijdt weg, maar ik zit vooraan de tweede bij de top. Ik ga volle bak rijden en gelukkig wordt er overgenomen. Niet veel later sluiten we weer aan bij de top. Deel 1 van m’n plan is gelukt. Nu afdalen. Ik zit lekker voorin en doe zelfs wat kopbeurten. Toch lekker om vooraan te rijden. Ik heb me bijna uit elkaar moeten trekken, maar ik zit erbij. Top! De rest zit nog gezellig te keuvelen. Die hebben er minder moeite mee gehad zie ik al. Als dat maar goed gaat. Daar komt de tweede klim al.

Vol goede moed begin ik aan klim 2. Bij de eersten. Al snel wordt ik aan alle kanten weer ingehaald. Ik ga mijn eigen tempo rijden, maar als er een gaatje valt doe ik een inspanning om die te dichten. Pieter rijdt net ver voor me. Die moet ik in het zicht houden. Bij de top zie ik niks meer achter me. Ver voor me zie ik nog net een paar man rijden. Ik vertrouw op m’n afdaling om weer aan te sluiten. Dan moet ik weer bij groep 2 kunnen komen. De afdaling is niet heel lang. Maar belangrijker nog: ook niet heel technisch. Veel rechte stukken en lopende bochten. Dan ben je alleen in het nadeel. Ik geef alles. Onderaan zie ik Pieter net de bocht omgaan. Niet ver daarvoor zit groep 2. Ik geef alles op het vlakke stuk. Pieter rijdt ook vol en begint te draaien met een andere gast. Ik kom top op 50 meter. Maar zit helemaal stuk. Pieter neemt weer over en ik zie ze wegrijden. Het loopt een beetje op. Pieter en z’n maat hebben genoeg snelheid om over de top te komen. Ik net niet. Balen! Even verderop zie ik Pieter aansluiten bij groep 2. Tof voor hem, maar zuur voor mij. Ik probeer 40 te blijven rijden, maar ze lopen uit. Ik kijk achterom. Niets! Ga ik dan hier m’n klassement verliezen? Dit gaat me bij de voet van de slotklim al 2 minuten kosten. Ondertussen voel ik de energie uit m’n benen lopen. Er komt weer zo’n klimmetje aan die je in een groep niet voelt, maar die alleen lastig is. Vol wind tegen natuurlijk.
Dan schiet er iemand voorbij. Gelukkig, dan kunnen we draaien. Er komt een groep aan, zegt ie. Ik kijk achterom en zie 15 man. Mijn redding! Ik moet even bijkomen achteraan de groep. Kan ik mooi m’n daaljasje uitdoen en wat eten en drinken. Nu op naar de slotklim. We zien groep 2 nog steeds rijden. Ik schat een kilometer verder. Dat zijn veel seconden. Teveel als je het mij vraagt. En onze groep draait niet. Snapt hier nou niemand dat als we allemaal meedraaien, het niet alleen sneller gaat, maar ook nog eens minder energie kost? Dan kunnen we weer aansluiten. Ik rij naar voren en probeer ze te laten draaien. 3 man snapt het, de rest doet niet mee. Of erger: doe wel mee, geeft over net voor ie op kop moet komen. Rare jongens, die cyclorijders. Of ben ik de rare jongen? Ze weten dat ik wel ga rijden. Wie is er dan gek? Die parkeren we even. Vanmiddag nog genoeg tijd om over na te denken. De slotklim komt eraan.

Die loopt van km 88 tot km 94. Das lang. Mijn groepje schiet weg als het op begint te lopen. Ik laat ze gaan om me niet direct op te blazen. Ik hou de laatste op een tiental meter. Het eerste deel van groep rijdt weg. Ik hou ongeveer 5 man in zicht. Het is steil en zwaar. En warm, want vandaag is er zon. Lekker! De klim is prachtig mooi. Of nee, het uitzicht is mooi. Dan een bordje: 6 km nog. Op de helft. Ik ga nog eens staan. En zie iemand voor me. Dat geeft moraal en ik haal m in. Zo. Op naar de volgende. Die haal ik ook vrij snel bij. Ik trek ‘n sprintje om hem direct te lossen. Het blijft een wedstrijd he. Nu een man in een geel pakje. Die ga ik ook oprapen. Maar dat valt zwaar. Er komt een iets vlakker stuk. Op de grote plaat rij ik naar hem toe. Verderop zie ik een lang lint aan renners. Op m’n Garmin zie ik haarspeldbochten. Die verteer ik altijd beter. Achter me zit ik een groepje van 8 aankomen. Nooit dat jullie me gaan inhalen. Ik geef er nog eens een slinger aan. De gele man is gelost. Lekker. Bij de volgende haarspelden zie ik het groepje dichter komen. Maar ik zie het bordje van de laatste km. Direct wordt het 20%. Man, wat een marteling. Maar ik hou vaart. Voor me veel renners. Gelukkig zijn ze niet ver. Maar als het zo steil is, is niet ver toch heel ver. Het bordje 500 m komt veel later dan gehoopt. Ik kom dichter op m’n volgende voorganger. 300 mm. Dan een wildrooster. Ik rij erop en voel m’n beide wielen glijden. Ik schuif met fiets en al een halve meter opzij tegen een plaat in het rooster. Nét weet ik op m’n fiets te blijven. Op de bocht zie ik de finish. Ik trek een spint en haal nog 2 of 3 man in. Helemaal naar de vaantjes kom ik over de streep.
Ik gooi m’n fiets in het gras en moet flink bijkomen. Amai wat ging ik diep. M’n longen voelen alsof ze zojuist ontploft zijn. Maar ik ben er. Gelukkig!

Ik zie Marco en Pieter staan. Ik denk dat ze minuten voor waren. Pieter zegt dat ie er ook net is. Ik loopt naar de auto met laptop en vraag naar m’n uitslag. 86e. Dat gaat me niet in de top 50 brengen, realiseer ik me. Misschien mijn oorspronkelijke doel van top 100 weer gaan aanhouden. Met top 60 als bonusdoel. Ik vraag de uitslag van Pieter. 82e. Dan ben ik nog aardig dicht gekomen. Pieter is er minder blij mee. Onterecht vind ik. We rijden hier immers niet tussen de pannenkoeken. En als we beiden top 100 rijden is dat al echt klasse. Ik ben trots op ons, ondanks dat ie me vandaag weer verslagen heeft. Het staat nu 3-2. In mijn voordeel. Morgen moet ik hem dus verslaan…..lastig, want het is een rit alleen bergop. Geen afdaling. Slotklim van de buitencategorie. 7,5 km, 10,4% gemiddeld. Alle lichten op groen voor een remise.
En oja, het uitzicht is hier prachtig! Dat dan weer wel

Etappe 6. De slotetappe. Niet lang, wel zwaar. 46 km alleen maar bergop. Het laatste stuk afdaling van dag 3 rijden we nu omhoog. De etappe komt in 3 klimmetjes. Eerst 2 keer een kleine met een afdaling ertussen. Dan een lang stuk vals plat tegen 2%. Op het laatst een eindklim van de buitencategorie. 8 kilometer klimmen. 10,4% gemiddeld, 16% op de steilste stukken. Ga er maar aan staan. Dus dat doe ik dan ook.

De start is weer om 9 uur. Ik sta niet helemaal vooraan bij de start. Dat is een onderdeel van mijn plan. Ik heb bedacht tussen de mensen te gaan rijden die rond me staan in het klassement. Die zijn ongeveer even goed, dan blaas ik me niet op bij de eerste 2 klimmetjes. Misschien werkt het. In de neutralisatie keuvel ik een beetje met Jelle Wijnja. Gisteren 5e overall, 9e in het klassement. Relaxte gast die dus belachelijk hard omhoog kan rijden. Gezellig! Als we bijna starten kan ik me toch niet helemaal inhouden, dus ik rij toch naar voren. De klim begint immers direct na de start. Het gaat me prima af. Ik wordt wel ingehaald, maar haal zelf ook anderen in. Zonder veel moeite. Ook wel eens fijn. Ik neem een slok uit m’n bidon en proef citroen. Het is m’n geheime wapen. Er zat een zakje sportdrankpoeder in de goodiebag die we bij de start kregen. Van Mathias Nothegger. De winnaar van vorig jaar. En dit jaar. Hij heeft een eigen voedingslijn. Ik heb besloten te geloven dat het wonderdrank is. Als ik het maar echt geloof, werkt het ook echt. Eigenlijk was m’n eigen sportdrank gewoon op. Dat vergeet ik voor het gemak even. We zijn snel boven bij de eerste klim en m’n hartslag is nog geen hardslag. In de afdaling sluiten we weer aan bij de groep met favorieten. Ik zie Pieter met Johnny praten. Die zit dus ook nog goed. Marco is alweer gedemarreerd. Echt een slecht plan. Er komt zo 20 km vals plat op een grote weg met wind tegen. Ik hoop dat ie het haalt. Maar vrees het ergste. De 2e klim is langer en steiler. Ik rij weer m’n eigen tempo en dat gaat prima. Ik haal renners in die uit de eerste groep terugvallen. Zo ging ik ook de afgelopen dagen, denk ik nog. Nu zit ik beter. De eerste groep is alweer weg. Lekker laten rijden. Ik ken m’n plek. We sluiten straks wel weer aan, ze zijn niet ver. Ik zie de top al. Met een korte punch kom ik vooraan boven en laat me de afdaling invallen. Die is kort. Het wordt langzaam vals plat en ik zie de groep met favorieten rijden. Ik schat een kilometer. Max. Ik kijk achterom en zie ik dat een gat heb op de renners achter me. Toch zeker 500 meter. Ik twijfel. Rijden of benen stil? Ik kies het laatste. Toch nog wat geleerd deze week.

De groep haalt me snel bij. Een grote groep. Ik laat de rest rijden en prop me er ergens midden tussen. Lekker uit de wind. Geen energie verspillen en een beetje eten. Naspoelen met m’n magische toverdrank. Niet veel later sluiten we bij de eerste groep aan. Pieter zat daar nog in. Ik heb minder energie verspilt denk ik. En ik heb superkrachten vandaag (blijven geloven is belangrijk). Na een kilometer of 10 begint de klim. Als we die naderen zit ik Marco al omhoog rijden met een ander. Ze hebben een minuut voorsprong schat ik.

We beginnen zelf ook. Het gaat direct steil omhoog. Dit kost wel veel kracht. Ik kies direct weer m’n eigen tempo en laat de eerste groep van me wegrijden. Het is nog lang. Ik heb nummer 139 in m’n hoofd. Die moet ik verslaan met een seconde of 6 om een plek te stijgen in het klassement. Nummer 9 staat daarvoor, maar die zag ik net omhoog schieten. Te hard voor mij. Nummer 139 rijd naast me, maar er zijn er meer van zijn team. Allemaal potige kerels op Bianchi’s. Alleen daarom wil ik ze al verslaan. En omdat ze van het Bernhard Kohl Racing team zijn. Ik zet even aan en los ze direct. Ik haal Pieter in. Goed om te zien dat ik nu mensen inhaal in plaats van andersom. Maar het is nog ver. Op 4 km van de top neem ik nog een gelletje. Wat een troep. Die moeten ze in boterham-met-kaas-smaak gaan maken. In ieder geval niet zo’n zoete chemische fruitsmaak. Bah! De klim is zwaar. Ik ga toch m’n op één na lichtste verzet gebruiken, terwijl ik had bedacht dat niet te doen. De theorie is dat je ook te licht kan draaien. Daar ga je ook niet harder van. Denk ik. Voor ze zie ik renners slingeren over de weg. Ik ga staan en haal ze in. Bij het bord van de laatste kilometer kijk ik om. 2 gasten op Bianchi’s op 50 meter achter me. Niet! Ik pak mezelf nog eens samen en geef er weer een slinger aan. Dat bord van de 500 meter komt maar niet. En als ik ‘m dan toch zie is me dat veel te laat. Voor me zo’n 5 renners. Die heb ik al praktisch de hele klim in zicht. Met iemand van CS30 is het stuivertje wisselen. Bij het 200 m bord zit ie vlak voor me. Hij denk dat hij me gaat verslaan. No way! Ik wacht nog even en zet dan aan. Ik raap een man op 3 op. De renner van CS30 ziet me komen en start ook een sprint. Ik schakel bij en trek vol door. Ik win. Top!

Ik lig weer bij te komen en te proesten in het gras. Tussen de sneeuw. En zie de mannen op de Bianchi’s binnenrijden. Geen nummer 139. Die sur-place-t even later over de finish. Overal liggen hoopjes mens die ooit renner waren. Helemaal uitgeteld. Haha, ik weet hoe dat voelt. De renner van CS30 geeft me een schouderklopje. Die neem ik dankbaar in ontvangst. Even later rolt Pieter ook binnen. Die heeft het ook zwaar gehad. Hij ging vandaag voor #rule5: harden the fuck up! Dat doet pijn ja.

Ik besluit de rugzak met warme kleding uit de volgauto te pakken. Het is hier 10 graden en rondom ligt overal sneeuw. Wintersportgebied. Overal steen fietsen in de sneeuw. Mooi gezicht, ik maak er een foto van. Nu halve liter blikken radler 0,0% pakken. Die delen ze elke dag uit na de finish. Klokt lekker weg. Mijn wonderdrank van Nothegger heb ik niet meer nodig. Gut Besser Gösser NaturRadler wordt m’n nieuwe religie. Amen!

De uitslag:
Etappe 6: 71e
Algemeen: 61e
Leeftijd (40-): 41e